Vorige week mocht ik het project presenteren op het congres ‘Materiality of Postcolonial Memory‘ bij de Universiteit van Amsterdam. Een congres dat primair ging over wat we aanmoeten met het erfgoed van ons koloniale verleden. De sporen van Molukkers in Nederland zou je in dit licht kunnen zien.
Het was spannend ons project in een wetenschappelijke setting te presenteren, je weet van tevoren niet hoe het gaat vallen. Gelukkig bleek de zaal zeer enthousiast. “Ga hier hoe dan ook mee door!”, was de kern van de opmerkingen. Dat ook andere presentaties op dit congres de Molukse geschiedenis aanhaalden, geeft aan dat het onderwerp absoluut aan belang wint in academische kringen.
Wat viel me verder op? Nou, vooral dat ik me daar een archeoloog omringd door antropologen voelde. Je zou zeggen ‘wetenschap is wetenschap’, maar toch zijn er echt grote verschillen in aanpak. De meest opvallende is dat antropologen op dit congres weliswaar over materialiteit spreken – oftewel ‘materiële dingen’ – maar vervolgens hoofdzakelijk praten over de ‘betekenis’ van dat ding, kortom taal. Het besproken object kwam soms nauwelijks nog in beeld. Als archeoloog doe je dat andersom, je begint altijd met uitvoerig stil te staan bij het object – in ons geval bijvoorbeeld de sporen van de woonoorden – en dan komt de betekenis. Een wezenlijk verschil, waar archeologen en antropologen elkaar al decennia over in de haren vliegen (zie Hamilakis, 2011).
Wat betreft die woonoorden: in januari hebben we met een clubje mensen afgesproken om wat woonoorden te gaan bekijken. Het resultaat wordt op deze site vermeld!
Oja, en de monumentenaanvraag? We hebben net bericht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat ze het een en ander in januari echt in gang gaan zetten.
Voor nu goede feestdagen.
Y. Hamilakis, 2011. Archaeological Ethnography: A Multitemporal Meeting Ground for Archaeology and Anthropology. Annu. Rev. Anthropol. 2011. 40:399–414